20.08.2022

Anton Pereira Rodriguez over het “Belgisch tijdschrift voor Kunst” door Jan Vercruysse

Pleasure Island

 

Anton Pereira Rodriguez over het “Belgisch

tijdschrift voor Kunst”

door Jan Vercruysse

CINEMA CINEMA, Jan Vercruysse, 1991 © Jan Vercruysse Foundation

Terwijl de maan de getijden beïnvloedt, strijkt het Belgisch Instituut voor Grafisch Ontwerp neer op de hut van PLEASURE ISLAND in samenwerking met HARING BOOKS. Tijdens dit evenement hebben we redacteuren en grafisch ontwerpers uitgenodigd om hun verhalen over drie onafhankelijke tijdschriften te onthullen. 

Anton Pereira Rodriguez leidde de dag in met een project voor een Belgisch tijdschrift over de kunst van Jan Vercruysse, dat nooit het daglicht zag. Anton Pereira Rodriguez is assistent aan het Departement Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschappen aan de Universiteit Gent. Hij werkt aan een doctoraat over artistieke en institutionele uitwisselingen tussen Italië en België in de jaren 1980 en 1990, met focus op Jan Vercruysse.

 

In 1992 concipieert Jan Vercruysse een editie getiteld ‘Cinema Cinema’. Het werk bestaat uit twee witte vlakken over een blauwe achtergrond, in het linkervlak staat een tekst:

“J’ai toujours voulu écrire un roman mais tu sais comment ça se passe, je n’ai jamais trouver le temps pour le faire”. 

Dit werk gaat dus eigenlijk over de wens van de kunstenaar om een roman te schrijven of iets te maken maar er de tijd niet voor vindt. Eigenlijk zouden we het woord roman kunnen vervangen door het woord tijdschrift -dat is tenslotte het onderwerp van mijn lezing vandaag, namelijk de niet vervulde wens van Jan Vercruysse om een tijdschrift uit te geven. In tegenstelling tot de bijdragen van later deze namiddag ga ik het dus niet hebben over een bestaand tijdschrift en ook niet over een tijdschrift uitgegeven door een grafisch ontwerper. Het is zelfs een tijdschrift dat nooit heeft bestaan. Maar toch is het eigenlijk niet zó raar want Jan Vercruysse was eigenlijk ook grafisch ontwerper. Vóórdat hij als kunstenaar begon, in 1977, ambieerde hij een carrière als dichter, meer bepaald visueel dichter. Zijn poëzie bestond uit collages waarin hij speelde met typografische elementen. 

 

Zijn ervaring met grafisch ontwerp heeft hij later ook gebruikt tijdens zijn periode dat hij een galerie uitbaatte in Gent, de Elsa Von Honolulu Loringhoven-Galerie (1974-1976). Voor zijn galerie ontwierp Vercruysse lidkaarten, uitnodigingskaarten en per tentoonstelling gaf hij ook een klein boekje uit.

Kindermolen, 1972 © Jan Vercruysse Foundation
© Jan Vercruysse Foundation

Daarnaast ontwierp hij ook catalogi voor kunstenaars, bijvoorbeeld voor Peter Downsbrough, die in 1975 tentoonstelde in zijn galerie. In 1982 verzorgt Vercruysse het grafisch ontwerp voor een monografie van de Roemeens/Franse kunstenaar André Cadere. Verder ontwerpt Vercruysse ook steeds zelf zijn eigen tentoonstellingscatalogi.  

Waarbij hij aanvankelijk lokale, bevriende kunstenaars uitnodigde om tentoon te stellen in zijn galerie, evolueert zijn programma al snel naar meer internationale conceptuele kunstenaars, zoals André Cadere en Joseph Kosuth. Eens hij de conceptuele kunst leert kennen verdiept hij zich hierin en leest nagenoeg alles van Kosuth, Art & Language, Daniel Buren, enzoverder. De teksten van Kosuth en de Art & Language groep leest hij niet enkel, maar vertaalt hij ook, respectievelijk voor het ICC in Antwerpen en het Van Abbemuseum in Eindhoven. Hij kent de teksten dus door en door. Het blijft echter niet bij alleen bestuderen, maar hij formuleert hier ook meteen enkele commentaren over. Aanvankelijk waren zijn commentaren louter voor privaat gebruik in zijn vele cahiers. In een van zijn schriftjes vinden we een commentaar op het tijdschrift van de Art & Language groep. Hij schrijft hierover: 

“De journal is geëvolueerd van leesbare, nuttige, heldere, genietbare analyses, invraagstellingen, standpunten, teksten, begrijpelijk voor velen, naar onleesbare, onnuttige, onheldere, ongenietbare, roddelrubriek, teekransjespraat, holderdebolder-analyses, kolderfilosofie, mooie-navelstaarderij.”

Texten / Textes, Jan Kosuth, ICC © Jan Vercruysse Foundation
Specific Object

Later publiceert hij ook twee teksten waarin hij zijn bedenkingen over de kunst van de jaren ‘70 formuleert, namelijk in de catalogus van de tentoonstelling van Jeff Wall in de Bozar in 2009 en in het magazine van GEWAD in 1980. In dit laatste magazine publiceert Vercruysse overigens nog twee andere kunstkritische teksten, namelijk over André Cadere en over Lili Dujourie.

Vercruysse is dus zelf bezig met kunstkritiek, en het is daarom dus ook niet verwonderlijk dat hij het plan opvat om een tijdschrift te starten. Maar vooraleer ik dieper wil ingaan op het tijdschrift, is het niet slecht om eerst het kunsttijdschriften-landschap in België tijdens de late jaren 1970 te bekijken. In de jaren ’70 zijn er immers amper gespecialiseerde kunsttijdschriften. Er is enerzijds het Brusselse, Franstalige tijdschrift +-0 dat zich focust op vooral de conceptuele kunst, en anderzijds is er de “Kunst & Cultuuragenda” uitgegeven door het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten. Dit laatste is vooral een informatief blad over de activiteiten van het PSK en bevat slechts weinig echte kunstkritiek. De meeste ‘kunstkritiek’ was te vinden in kranten. Voor Vercruysse was het ontbreken van een degelijke kunstkritiek in België een bron van ergernis. In een debat georganiseerd naar aanleiding van de tentoonstelling Inzicht/Overzicht: Aktuele Kunst in België, in het Museum voor Hedendaagse Kunst in Gent in 1979, schoffeert Vercruysse de aanwezige kunstcritici door te stellen dat er in België geen kunstcritici bestaan, maar “hooguit kunstjournalisten of journalisten die toevallig over kunst schrijven”. 

Het is dus niet verwonderlijk dat Vercruysse eind jaren 1970 en begin jaren 1980 het plan opvat om een eigen kunsttijdschrift op te starten. De redenen hiervoor kunnen dus zijn: 

  1. Uit onvrede met de huidige Belgische kunstkritiek
  2. Door het ontbreken van een degelijk landschap van kunsttijdschriften in België
  3. Door de eigen ambities als kunstcriticus
  4. Jan Vercruysses passie voor grafisch ontwerp

In het archief van Vercruysse zijn meerdere schetsen voor een tijdschrift te vinden. Op enkele kladpagina’s staan enkele ideeën. Zo is er het idee om een tijdschrift met als voorlopige titel: “Tijdschrift voor de studie van kunstpraktijk of zoiets” welke zou bestaan uit onder andere: 

  1. Vertalingen van teksten van Baudrillard, Lyotard, Adorno, enzoverder
  2. Besprekingen van artikelen in tijdschriften in bv: Critique, Revue d’Esthetique en Cahiers du Cinema
  3. Bibliografie van al wat verschijnt

In zijn notities benadrukt Vercruysse dat dit niet een kunsttijdschrift met bespreking van tentoonstellingen zou zijn, maar een tijdschrift dat informeert en de focus legt op kunsttheorie.

Sketch by Jan Vercruysse © Jan Vercruysse Foundation

Dan is er een tweede tijdschrift dat Vercruysse wilt oprichten en daar heeft hij ook al meer een soort grafisch ontwerp voor gemaakt, daar is een schets van. Dat was ook de titel van het evenement vandaag: De Maan en dan zowel in het Frans: La Lune, Engels The Moon, Duits: Der Mond, Spaans: La Luna. “Een Belgisch tijdschrift voor kunst” staat er op het voorblad. Op de cover zou dan een reproductie van een schilderij van Jan Van Eyck of van Rogier van der Weyden moeten komen, dus de Vlaamse Primitieven. Op een ander blad staat meer inhoud: werk van bepaalde kunstenaars, interviews, teksten over en besprekingen van tentoonstellingen en noemt hij ook allemaal kunstenaars op die in aanmerkingen zouden komen. 

Die lijst is eigenlijk wel best opvallend: dat gaat van Francesco Clemente tot Mark Luyten, en Julian Schnabel, Bertrand Lavier; dus eigenlijk allemaal kunstenaars die niet bepaald aan Jan Vercruysse kunnen gelinkt worden. Vervolgens lezen we ook dat hij voor enkele kunstenaars een dossier wil samenstellen: Lili Dujourie, Didier Vermeire, Jacques Charlier en Philippe Van Snick. Allemaal bevriende kunstenaars. Dan zijn er ook nog interviews met opnieuw Julian Schnabel, Bertrand Lavier en Garouste. 

Ten slotte is er nog een luik kunstgeschiedenis of -theorie, met bijvoorbeeld een hoofdstuk over het Maniërisme. Het is dus een zeer ambitieus project. Zoals ik dus aan het begin van mijn lezing begon met het werk Cinema Cinema, dat gaat over het niet vinden van de tijd om een roman te schrijven, vond Vercruysse ook niet de tijd om het tijdschrift definitief van de grond te brengen. Een mogelijke reden hiervoor kan zijn, financieel, maar ook de te grote ambitie van het project en tijdsgebrek. Begin jaren 1980 neemt Vercruysses carrière als beeldend kunstenaar immers een hoge vlucht. 

Dan, 10 jaar later, neemt hij dus toch een soort ‘wraak’ op dat feit dat hij dat nooit heeft kunnen doen. Wanneer hij tegen Yves Gevaert, de Brusselse uitgever van edities van onder andere Marcel Broodthaerts, Rodney Graham en Lawrence Weiner, zijn plannen vertelt over het tijdschrift, moedigt deze hem aan om hier dan op zijn minst de covers van te ontwerpen als editie. Het resultaat is de editie getiteld “9 Ontwerpen voor het omslag van een tijdschrift in 8+1 afleveringen”. In deze ontwerpen komt zijn passie voor het grafisch ontwerp terug naar voor. Het is een volledig ensemble, het wordt dus altijd samen getoond. Het titelblad, de titels van het tijdschrift. Ieder tijdschrift draagt de naam van een vrouw uit de cultuur- en kunstgeschiedenis. Het gaat om Aphrodite, Atalanta, Beatrice -van Dante-, Cleopatra, Helena, Judit, Lilith, Phryne en Alice -van Alice in Wonderland-. Ook hier komt eigenlijk veel samen van Vercruysse want veel van de covers verwijzen naar de reeks Tombeaux of speelt hij met grafisch ontwerp, heeft hij zijn eigen lettertype ontworpen en maakt hij gebruik van fijne lijntekeningen.

Dat is dan toch het tijdschrift dat Jan Vercruysse dan heeft ontworpen, ook al is het geen tijdschrift. Net zoals de editie Cinema Cinema, waarmee ik de lezing begon, gaat ook dit werk over de poging om iets te ondernemen. 

9 ontwerpen voor het omslag van een tijdschrift in 8+1 afleveringen, Jan Vercruysse, 1992 © Jan Vercruysse Foundation
9 ontwerpen voor het omslag van een tijdschrift in 8+1 afleveringen, Jan Vercruysse, 1992 © Jan Vercruysse Foundation
HELENA, 9 ontwerpen voor het omslag van een tijdschrift in 8+1 afleveringen, Jan Vercruysse, 1992 © Jan Vercruysse Foundation